Op vastgestelde momenten in de eerste vier jaar van een kind wordt deze gezien op het consultatiebureau (CB). Op het CB wordt op vast momenten lichamelijk onderzoek gedaan. Waar dienen een aantal van deze onderzoeken toe en wat betekenen ze? Dat alles lees je in dit artikel.
Lichamelijk
Gezien mijn werk als kinderfysio ga ik in dit artikel alleen in op de lichamelijk onderzoeken die op het CB gedaan worden. Spraak/taal heb ik natuurlijk niks over te vinden evenals sociaal emotioneel. Ik zal in dit artikel ook beschrijven welke testjes en onderzoeken ik doe bij een baby.
Het lichamelijk onderzoek bestaat bij de eerste controles vaak uit het wegen en meten. Naast het wegen en meten wordt gekeken of kinderen al kunnen focussen met hun ogen. Een heel belangrijk aspect van de ontwikkeling is kunnen focussen. Als je niet kunt focussen kun je niet volgen, is interactie moeilijk en zal een kind weinig meekrijgen op het gebied van zicht in de omgeving. Kinderen kunnen ontzettend scheel kijken, charming!
Na een maand zie je dat kinderen beter kunnen focussen en die focus ook steeds een beetje langer vast kunnen houden. Dit heeft ook invloed op het gaan lachen. Als zij lachen en jij lacht terug dan moeten ze dit natuurlijk wel waar kunnen nemen.
Actief onderzoek
Als kinderen kunnen focussen wordt er onderzocht of ze kunnen focussen. Hele jonge kinderen hebben vaak nog weinig interesse in speelgoed maar vinden gezichten des te interessanter. Vaak helpt het dan ook om een kind je gezicht te laten volgen. Hiermee controleer ik of een kind naar beide kanten het hoofd even goed kan bewegen.
Lees ook: Het consultatiebureau
Ook nemen we het onderzoek “optrekken tot zit” af. Wat we hierbij doen is de handen van een kind vastpakken en kijken of ze:
- Aanspanning van de biceps (spier in de bovenarm)
- Kin op de borst kunnen doen en de spieren aan de voorzijde van het lichaam kunnen aanspannen
- Controleren van het hoofd tot ze rechtop zitten.
Veel kinderen vinden dit nog heel moeilijk, althans de kinderen die ik als kinderfysiotherapeut zie. Opvallend is dat vaak het hoofd echt niet meedoet. Soms probeer ik kinderen bij de schouders vast te pakken, zo wordt de lastarm kleiner. Het wisselt een beetje maar soms lukt het een kind ineens wel. Dan weet ik dat het er zeker wel in zit maar ze nu nog niet sterk genoeg zijn.
Ga deze manoeuvre nu niet oefenen. Het is een totaal a-functionele oefening/test die mij als kinderfysiotherapeut ontzettend veel verteld! Het is niet voor niks onderdeel van een onderzoek, echter betekend dat niet dat een kind dit moet kunnen.
Okselhang
Als laatste wil ik de ‘okselhang’ hier bespreken. Bij de okselhang pak ik een kind onder de oksels vast en laat je het kind een beetje van voor naar achter en naar de zijkanten pendelen. Het geeft mij informatie over de sterke in de schouders en armen en het geeft mij informatie over de benen. Soms zien we dat kinderen bepaalde bijzondere bewegingen met de benen laten zien die op een neurologisch probleem kunnen wijzen.
Lees ook: Wat je als ouder kunt doen aan een voorkeurshouding
Alle oefeningen hierboven besproken hoef je absoluut niet met je kind te doen! Dit is aan een zorgprofessional die hierin geoefend en getraind is. Wanneer je dit eenmaal doet is de kant groot dat je het niet goed doet en dat je dus een verkeerde uitslag krijgt.